skip to Main Content
NIWT Energie Opleiding

25 afkortingen die je moet kennen om de warmtetransitie te doorgronden

Bij de warmtetransitie spelen ingewikkelde maatschappelijke, technische, juridische en organisatorische vraagstukken. De hoeveelheid terminologie die je in de warmtetransitie tegenkomt kan daardoor duizelingwekkend zijn. NIWT zet de betekenis en context van de belangrijkste afkortingen op een rij.

De landelijke doelstelling om woningen en andere gebouwen uiterlijk in 2050 aardgasvrij te verwarmen, betekent dat de warmtetransitie inmiddels hoog op de agenda staat bij gemeenten, provincies, waterschappen, energieleveranciers, woningcorporaties en andere betrokkenen. De opgave is omvangrijk, ingrijpend en multidisciplinair, en brengt allerlei complexe thema’s en issues mee. Rond alle ontwikkelingen is inmiddels ook een scala aan afkortingen ontstaan. Het NIWT, het onafhankelijke kennis- en opleidingsinstituut voor de warmtetransitie, gidst je door de veelgebruikte begrippen.

De warmtetransitie: van regionaal naar lokaal

In de route naar aardgasvrij wonen worden regionale en lokale doelstellingen doorvertaald naar concrete plannen voor wijken. RES, TVW en WUP zijn de kernwoorden.

  • RES: Regionale Energiestrategie, het beleidsstuk van de energieregio met de visie op de energietransitie.
  • TVW: Transitievisie Warmte, het beleidsstuk van de gemeente met de visie op de warmtetransitie.
  • WUP: Wijkuitvoeringsplan, het beleidsstuk van de gemeente met een plan voor de warmtetransitie van een wijk.

Het wat en hoe van warmtenetten

De aanleg van warmtenetten is een belangrijke route naar de klimaatneutrale gebouwde omgeving. Een warmtenet zorgt voor een efficiënte koppeling tussen de beschikbare lokale bronnen en de afnemers. Er zijn verschillende aspecten aan de collectieve aanpak: van de beschikbare bronnen tot de technische installaties.

  • ZLT, LT, MT, HT: zeer lage temperatuur, lage temperatuur, midden temperatuur en hoge temperatuur, de mogelijke temperatuurniveaus van warmtenetten. Vanuit WarmingUp, een samenwerking tussen partners die zich inzetten voor collectieve systemen die de warmtetransitie te versnellen, is een rapportage gemaakt met eenduidige definities van de verschillende begrippen.
  • TEA, TED, TEO: thermische energie uit afvalwater (TEA), drinkwater (TED) en oppervlaktewater (TEO), het gebruik van aquathermie als lokale duurzame bron voor een warmtenet.
  • WKO: warmte-koude-opslag, een energiesysteem waarbij gebruik wordt gemaakt van ondiepe aardwarmte om warmte en koude aan een woning of gebouw te leveren. Een WKO kan onderdeel zijn van een warmtenet.
  • WP: warmtepomp, een elektrische installatie die warmte onttrekt aan de lucht, de bodem of grondwater en aardgasvrije verwarming mogelijk maakt. In modulaire warmtesystemen worden luchtwarmtepompen ingezet als eerste stap naar een lokaal warmtenet.

De financiële zaken

Betaalbaarheid is een belangrijk thema in de warmtetransitie. Voor de ontwikkeling van warmtenetten betekent dat bijvoorbeeld: een goede businesscase doorrekenen, en waar mogelijk gebruik maken van subsidies.

  • Buca, de businesscase, een financieel model waarin alle investeringen, herinvesteringen, afschrijvingen, onderhoudskosten en inkomsten gedurende de looptijd van een warmtenet worden verwerkt. Een businesscase is in eerste instantie bedoeld als basis voor gesprekken tussen een woningcorporatie en een warmtebedrijf. Maar de methodiek is ook bruikbaar voor gemeenten, provincies en andere partijen die een rol spelen bij aardgasvrije projecten. Bij het Expertisecentrum Warmte vind je een template om een businesscase te maken.
  • CAPEX: capital expenditures, de vereiste investeringen in de kosten voor een project.
  • OPEX: operational expenditures, de operationele kosten voor een project.
  • BAK: de bijdrage aansluitkosten, de eenmalige aansluitkosten per gebouw om aan te sluiten op het warmtenet. Afnemers van stadsverwarming betalen vaste kosten voor de aansluiting en variabele kosten voor het verbruik. De ACM stelt de maximale variabele warmtetarieven vast, die (vooralsnog) zijn gekoppeld aan de gasprijzen.
  • SDE: Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++), een subsidieregeling van de rijksoverheid voor ondernemingen en organisaties om initiatieven die bijdragen aan CO2-reductie te ondersteunen en stimuleren. De SDE++-subsidie richt zich in 2022 onder andere op hernieuwbare warmte, zoals zonthermie, en CO2-arme warmte, waaronder aquathermie en geothermie.
  • PAW: Programma Aardgasvrije Wijken, een landelijk subsidie- en leerprogramma om bestaande woonwijken aardgasvrij te maken. Het programma ondersteunt onder meer tientallen proeftuinen.

De techniek achter de warmtetransitie

Een warmtenet transporteert warmte via ondergrondse leidingen naar woningen en andere gebouwen. Het netwerk brengt verschillende technische componenten samen om de juiste warmte af te leveren.

  • WOS: warmteoverdachtstation, een collectieve voorziening in een wijk die stadsverwarming onder de juiste druk transporteert richting afnemers.
  • WAS: warmteaangiftestation, een installatie waarmee een warmtenet warmte en/of warm tapwater levert aan de binneninstallatie van een grootzakelijke afnemer van stadsverwarming.
  • AF: afleverset (of afgifteset), een installatie waarmee een warmtenet warmte en/of warm tapwater aflevert aan de binneninstallatie van een huishouden of kleinzakelijke gebruiker. De afleverset wordt meestal gemonteerd in de ruimte voor een cv-installatie.
  • WEQ: woonequivalenten, het aantal woningen dat is aangesloten op een warmtenet, of het equivalent daarvan als het gaat om andere soorten gebouwen.

Succesfactoren voor de warmtetransitie

De warmtetransitie roept diverse organisatorische en juridische vraagstukken op, die een grote impact hebben op het succes van initiatieven, plannen en projecten.

  • PPS: publiek-private samenwerking, een veel gebruikte aanvliegroute om een warmtenet te ontwikkelen. De samenwerking gaat veel verder dan de traditionele inkoop van marktdiensten, of de aanbesteding van projectwerkzaamheden.
  • VEWA: Veiligheidsvoorschriften Warmte, regels voor veiligheid die zijn opgesteld door de warmtebedrijven van brancheorganisatie Energie-Nederland. Bedrijven die zich bezighouden met de installaties voor warmtelevering werken volgens deze veiligheidsvoorschriften.
  • WCW: Wet Collectieve Warmtevoorziening, een wetsvoorstel voor de herziening van de Warmtewet van 2014. De wet, die naar verwachting in 2023 in de Tweede Kamer wordt behandeld, heeft tot doel om de groei van collectieve warmtesystemen te ondersteunen, de transparantie over de tarieven voor stadsverwarming te waarborgen, de vereisten voor leveringszekerheid aan te scherpen en de verduurzaming van warmtenetten te stimuleren.

 

Dieper duiken in de betekenis en context van de warmtetransitie? De NIWT-cursus “Introductie in de warmtetransitie” neemt je in één dag mee in alle actuele vraagstukken van de Nederlandse warmtetransitie. Kijk voor het programma, de startdata en informatie over aanmelden op de website.

Alles wat je moet weten over de wet- en regelgeving rond de warmtetransitie

De aanleg van een windpark, de verwerking van organisch afval tot biogas, de inzet van industriële restwarmte. Het zijn actuele thema’s die onvermijdelijk juridische vragen oproepen. “Er is zoveel wet- en regelgeving die te maken heeft met de energietransitie. Professionals staan voor complexe vraagstukken: wat speelt er, wat is de achtergrond van nieuwe ontwikkelingen, wat zijn de onderlinge verbanden tussen verschillende wetten?”, vertelt Jan Albert Timmerman, initiatiefnemer van juridisch adviesbureau RenewabLAW en docent van het NIWT.

Door de bomen het bos zien

Als oprichter van RenewabLAW (wat staat voor renewables and law) adviseert Timmerman Nederlandse organisaties die zich bezighouden met de transitie naar duurzame energie over alle juridische aspecten die spelen bij energiebesparing en hernieuwbare energie: van civielrechtelijke kwesties tot fiscale en notariële zaken. “Je hoeft als professional in de warmtetransitie niet alle specifieke wet- en regelgeving tot in detail te kennen. Je hoeft immers ook niet te weten hoe de motor van een auto werkt om erin te kunnen rijden. Je hebt in de warmtetransitie vooral een helicopterview nodig. Je moet door de bomen het bos zien en de grootste bomen kennen.”

Timmerman bespreekt in zijn bijdrage aan de NIWT-opleiding Professional in de warmtetransitie vijf belangrijke juridische pijlers van de warmtetransitie: het Klimaatakkoord, de Omgevingswet, de Wet Collectieve Warmtevoorziening, de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie en de Gaswet (of: de Energiewet die de Gaswet en Elektriciteitswet op kort termijn vervangt). “Je kunt het Klimaatakkoord zien als een boomstam, met de vier wetten als de dikke takken. Het zijn de juridische pijlers die je inzicht geven in de algemene wettelijke kaders en die je in het oog moet houden om de meer technische en gedetailleerde wet- en regelgeving te begrijpen.”

Verhuizen tijdens de verbouwing

“Het gekke met wamtetransitie is dat we eigenlijk al aan het verhuizen zijn terwijl het huis nog moet worden gebouwd”, signaleert Timmerman. “Om de overgang te maken naar een klimaatneutrale energievoorziening is volgens het Klimaatakkoord een wijkenaanpak nodig. Maar als een gemeente nu bijvoorbeeld de keuze maakt om een wijk aardgasvrij te maken met een warmtenet, dan spelen daarbij de Wet Collectieve Warmtevoorziening, de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie en een aantal andere wetten en richtlijnen die nog in ontwikkeling zijn. Daarnaast kunnen burgers en bedrijven pas rechten ontlenen aan de Transitievisie Warmte als er ook een omgevingsplan is – en het is nog niet zeker wanneer de Omgevingswet die dat regelt in werking treedt. Er is in feite nog geen rechtmatigheidsgrondslag voor de lokale warmtetransitie.”

Er is dus sprake van verschillende juridische ontwikkelingen, die onderling zijn verknoopt. “We leven in een onrustig tijdsgewricht, waarin het niet zeker is welke kant de wet- en regelgeving opgaat en er eigenlijk nog geen jurisprudentie is. De opgave voor professionals in de warmtetransitie is om steeds op de hoogte te zijn van de belangrijkste juridische ontwikkelingen. Dan kan je overzicht houden over wat er speelt en tijdig de juiste vragen stellen.” Timmerman geeft het voorbeeld van een gemeente met plannen voor een all electric oplossing voor een specifieke wijk. Welke speelruimte is er dan om in de aanbesteding criteria te benoemen voor thema’s zoals netcongestie, duurzaamheid en participatie?

Voorsorteren op toekomstige wetten

Bij de toepassing van de juridische kaders is volgens Timmerman ook basiskennis nodig van aanpalende terreinen, zoals de techniek achter concepten met waterstof, de financiering van warmtenetten en het draagvlak voor de lokale warmtetransitie. “Je kunt dan beleidsplannen op een goede manier afstemmen met de wet- en regelgeving. Er zijn nu al wettelijke kaders en je kunt voorsorteren op de mogelijkheden van toekomstige wetten zoals de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie. Om de metafoor van de verhuizing nog eens te gebruiken: het is natuurlijk lastig om meubels neer te zetten als een huis nog in aanbouw is. Maar we moeten zeker doorgaan met de energietransitie – en accepteren dat er straks misschien wat spullen op de verkeerde plek staan.”

Is de komst van nieuwe juridische instrumenten, zoals de Omgevingswet en de Wet Collectieve Warmtevoorziening en de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie, goed nieuws voor professionals in de warmtetransitie? Het juridische speelveld is straks overzichtelijker, maar niet noodzakelijkerwijs ook makkelijker, denkt Timmerman. “Met wet- en regelgeving en jurisprudentie zijn de juridische kaders duidelijker, en ontstaat er rechtszekerheid. Maar de regels kunnen de plannen van nu straks misschien belemmeren of zelfs onmogelijk maken.”

De toegevoegde waarde van wet- en regelgeving

Juridische zaken zijn geen zand in de raderen van de energietransitie, benadrukt Timmerman. “Een juridisch advies heb je niet alleen nodig als er een conflict dreigt, of als er een geschil is. Het recht is een randvoorwaarde voor onze democratische rechtsstaat en is in staat om onze klimaatdoelen daadwerkelijk verder te brengen.” Zo geven de wettelijke kaders gemeenten handvatten om onderbouwde keuzes te maken, bijvoorbeeld als het gaat om de selectie van warmtebedrijven.

“Een professional die gevoel heeft voor de actuele wet- en regelgeving kan echt van toegevoegde waarde zijn voor de warmtetransitie”, voegt Timmerman toe. “Als je een beetje de weg weet door het oerwoud van wetten en regels, dan kom je sneller tot de kern van de zaak en op het juiste moment de juiste vragen stellen aan de juiste specialisten. Vraag juridische experts dan ook om mee te denken in oplossingen en mogelijkheden. Gezien de urgentie van de klimaatcrisis is er simpelweg geen tijd meer om alleen maar te denken in juridische risico’s en onmogelijkheden.”

 

Ontwikkelingen in de wet- en regelgeving komen aan bod in de NIWT-opleiding Professional in de warmtetransitie, die alle actuele inzichten deelt over de verschillende aspecten van de Nederlandse warmtetransitie.

In de tweedaagse cursus “Contracteren in de warmtetransitie” komen de belangrijkste wet- en regelgeving, diverse vormen van contracteren en publiek-private samenwerking nog uitgebreider aan bod.

De biomassacentrale: alles wat je altijd al wilde weten

Is een biomassacentrale een goede bron voor een duurzaam warmtenet? Het NIWT zet de voordelen, nadelen en dilemma’s van de inzet een biomassacentrale voor de warmtetransitie op een rij.

In het Klimaatakkoord is afgesproken dat de CO2-uitstoot van de gebouwde omgeving in 2050 tot nul is teruggebracht en de warmtevoorziening dan aardgasvrij is. In de route daarnaar toe zijn volgens experts zoals het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) allerlei fossielvrije, hernieuwbare energiebronnen nodig. In de warmtetransitie wordt daarom naast onder meer wind- en zonne-energie en geothermie ook ingezet op het gebruik van een biomassacentrale.

De cijfers en feiten over biomassa

Bij biomassa denken we doorgaans aan hout, maar ook andere plantaardige materialen en dierlijke stoffen behoren ertoe. Denk aan gft-afval, oud papier, wol en mest. Het hout dat wordt verstookt in Nederlandse kachels, bioketels en biomassacentrales betreft voor een groot deel (zo’n veertig procent) reststromen uit de bosbouw, de landbouw en het landschapsbeheer in ons land. Het andere deel is afkomstig uit duurzaam gecertificeerde productiebossen in onder andere de Verenigde Staten en Europa.

In 2020 is biomassa volgens het CBS de meest gebruikte hernieuwbare energiebron in Nederland. Ruim de helft daarvan wordt ingezet voor verwarming van woningen en andere gebouwen. De afgelopen jaren is er steeds meer maatschappelijke en politieke discussie ontstaan over de duurzaamheid van biomassa en de wenselijkheid van biomassacentrales als bron voor lokale warmtenetten. 

Tegenstanders maken zich zorgen over onder andere de vernietiging van oerbossen en de gezondheidsrisico’s van houtstook. Voorstanders zien biomassa, mits aan een aantal duurzaamheidscriteria wordt voldaan, als onmisbare transitiebrandstof: een verantwoord onderdeel van de overstap naar een aardgasvrije warmtevoorziening, die wordt uitgefaseerd naarmate andere bronnen – zoals geothermie, aquathermie en waterstof – op grotere schaal praktisch toepasbaar worden.

De voordelen van biomassa

  • Hernieuwbaarheid. Planten en bomen die worden gebruikt voor biomassa zijn afkomstig van locaties waar nieuwe gewassen aangroeien. Biomassa is daarmee een hernieuwbaar product dat, in tegenstelling tot bijvoorbeeld aardgas, in principe nooit opraakt.
  • Klimaatneutraliteit. Bij de verbranding van biomassa komt CO2 vrij, maar planten en bossen die verder groeien nemen weer CO2 op.
  • Effectiviteit. Biomassacentrales leveren warmte op een hoge temperatuur, die direct toepasbaar is voor warmtenetten die geschikt zijn voor matig tot slecht geïsoleerde woningen.
  • Betrouwbaarheid. Biomassa is een betrouwbare bron voor een warmtenet, omdat de installaties altijd kunnen draaien, ongeacht de weersomstandigheden die van invloed zijn op de beschikbaarheid van zon- en windenergie.
  • Goede voorbeelden. Er zijn volgens het ECW diverse goede voorbeelden van duurzame warmtenetten die gebruik maken van biomassacentrales.

De nadelen van biomassa

  • Klimaateffecten. De CO2-uitstoot van de productie en winning van biomassa is mogelijk niet volledig te compenseren door de afvang die plaatsvindt dankzij de nieuwe aangroei. Ook zouden biomassa gestookte ketels stikstof en fijnstof produceren.
  • Natuurschade. Houtoogst veroorzaakt mogelijk natuurschade, zoals de vernietiging van bossen en het verlies van biodiversiteit.
  • Duurzaamheid. Er zijn zorgen over de naleving van de Nederlandse duurzaamheidsregels voor hout dat wordt gebruikt voor biomassa. Er zijn bijvoorbeeld signalen dat er, ondanks certificeringen, toch oerbos terecht komt in biomassacentrales.
  • Noodzaak. Critici betwijfelen of biomassa noodzakelijk is om onze energievoorziening te verduurzamen, en pleiten voor meer focus op duurzamere alternatieven en op isolatie en andere energiebesparende maatregelen.
  • Circulariteit. Het gebruik van hout(afval) voor onze warmtevoorziening is een laagwaardige manier van hergebruik. In het licht van de transitie naar een circulaire economie zou een hoogwaardige toepassing van biomassa meer voor de hand liggen, bijvoorbeeld als grondstof voor bouwmaterialen.

De toekomst van biomassa in de warmtetransitie

In Nederland maken we nog altijd relatief weinig gebruik van hernieuwbare energiebronnen. Maar het aandeel van hernieuwbare energie, dat in 2022 zo’n tien procent uitmaakt van ons totale primaire energieverbruik, is de afgelopen vijf jaar wel verdubbeld. Dat is vooral te danken aan de groeiende inzet van biomassa en windenergie. 

De verwachting is dat de toepassing van biomassa voor de Nederlandse energietransitie de komende jaren aanhoudt. Na 2030 zou de situatie kunnen veranderen, als er dan meer zon- en windenergie wordt opgewekt. In de warmtetransitie speelt biomassa dan waarschijnlijk nog altijd een belangrijke rol, met name als gevolg van de groeiende inzet van afvalverbrandingsinstallaties en biomassaketels. 

Deze toekomst is echter nog zeer onzeker. Zo zijn er signalen dat overheidssubsidies voor biomassa worden afgeschaft. Daarnaast is het mogelijk dat de vraag naar biomassa vermindert naarmate alternatieven zoals aardwarmte en waterstof een opmars doormaken. Daar komt bij dat het maatschappelijke draagvlak voor biomassa verre van vanzelfsprekend is. En draagvlak is uiteindelijk een essentiële factor om de warmtetransitie te laten slagen, toch? 

Rondleiding biomassacentrale Zaandam

Meer weten over de issues en dilemma’s rond het gebruik van biomassa voor warmtenetten? Het NIWT organiseert op woensdag 9 maart 2022 samen met kennispartner Bioforte een rondleiding door de biomassacentrale die is gekoppeld aan het warmtenet van Zaanstad. Lees hier alle informatie over het event en meld je direct aan.


De vraag welke warmtebron de juiste oplossing is voor de lokale warmtetransitie komt uitgebreid aan bod in de opleidingen en cursussen van het NIWT. Bijvoorbeeld in de opleiding Professional in de warmtetransitie en in de cursus Ontwikkelen van warmtenetten.

NIWT Bijeenkomst Opleiding Professionals In De Warmtetransitie

Aardgasvrij wonen: hoe krijgen we bewoners mee in de warmtetransitie?

Het maatschappelijke draagvlak voor de transitie naar aardgasvrij wonen is geen vanzelfsprekendheid. Danielle Driessen, strategisch adviseur participatie en docent bij het NIWT, deelt de nieuwste inzichten om bewoners mee te nemen in de warmtetransitie.

Hoe betrekken we bewoners bij de lokale warmtetransitie? Hoe communiceren we effectief over aardgasvrij wonen naar verschillende inwoners? Het zijn vragen waar gemeenten, woningcorporaties en andere partijen in de warmtetransitie regelmatig mee te maken krijgen. “Lange tijd draaiden de discussies over de warmtetransitie om technische oplossingen. Inmiddels is er steeds meer belangstelling voor de sociaal-maatschappelijke aspecten van de overgang naar aardgasvrij wonen. Als professional kun je niet achter je bureau aan een plan voor een wijk werken – je moet de buurt in en midden in het speelveld staan”, zegt Danielle Driessen, zelfstandig adviseur bij Meet the Crowd en docent van het NIWT, over de actualiteit van het participatie vraagstuk in de warmtetransitie. 

Driessen ondersteunt organisaties om verbinding te maken met bewoners en andere stakeholders om maatschappelijke veranderingen verder te brengen. Momenteel is zij strategisch adviseur participatie bij het programma energietransitie van de gemeente Den Haag. Eerder ontwikkelde ze de participatieaanpak voor de Amsterdamse wijken in het Programma Aardgasvrij van de gemeente Amsterdam, en werkte ze als adviseur voor onder andere woningcorporatie Ymere en de Rabobank

Het waarom van aardgasvrij voor ogen

“De overgang naar aardgasvrij wonen komt achter de voordeur van bewoners en daar komen we alleen als mensen intrinsiek gemotiveerd zijn om mee te doen. De motivatie om over te stappen op aardgasvrij heeft vaak niets te maken met duurzaamheid, maar met kosten, comfort en wat de buren doen. Er wordt daarom steeds vaker onderzoek naar het gedrag van mensen ingezet om een effectieve aanpak te ontwerpen”, zegt Driessen over actuele inzichten in de warmtetransitie.

“Uit gedragswetenschappelijk onderzoek blijkt dat veel bewoners positief staan tegenover duurzaamheid en dus de transitie naar aardgasvrij. Maar als het dichterbij komt en mensen zelf keuzes moeten maken en maatregelen moeten nemen, dan neemt de weerstand toe. Het helpt dan om bewoners in kleine stappen mee te nemen. Bijvoorbeeld door te beginnen met laagdrempelige veranderingen, zoals energiebesparing door het gebruik van led-lampen en radiatorfolie.” De grote uitdaging voor professionals is om een lange termijn doelstelling te schetsen en bewoners vervolgens stapje voor stapje mee te nemen in het proces naar aardgasvrij. “Een wijkuitvoeringsplan is een complexe puzzel, waarbij de samenwerking tussen professionals van gemeenten, woningcorporaties, energiebedrijven, tussenpersonen in de wijk en experts essentieel is. Samen maak je een plan met het einddoel voor ogen en het handelingsperspectief voor bewoners als leidraad,” zegt Driessen.

Aardgasvrij wonen voor iedereen

Participatie naar aardgasvrij wonen kan op verschillende manieren worden ingevuld: het kan gaan om meedenken over een wijkuitvoeringsplan, het organiseren van collectieve inkoop van isolatie en het faciliteren van bewoners die zelf initiatieven nemen. Het Klimaatakkoord gaat ervanuit dat gemeenten de bewoners betrekken, maar geeft geen standaardmodel voor een besluitvormingsproces waarin bewoners een rol spelen, vertelt Driessen in haar bijdrage aan de NIWT-opleiding Professional in de warmtetransitie. “In de energietransitie hebben we een participatiemix nodig. In elke buurt bepaal je dan – afhankelijk van de samenstelling van het eigendom van de woningen, de motivaties van bewoners en de uitkomsten van technisch onderzoek – op welk participatieniveau de bewoners worden betrokken. De aanpak begint met een grondige kennis over de wijk, de mensen die er wonen en hun zorgen en wensen. Daar ligt de basis voor effectieve communicatie en participatie.” 

Driessen maakt een onderscheid tussen koplopers, middenmoters en achterblijvers. Koplopers zijn geïnteresseerd in zeggenschap over de transitie naar aardgasvrij wonen, en gaan zelf aan de slag. De achterblijvers zitten in de weerstand. “De grootste groep – zo’n tachtig procent – bestaat uit de bewoners die onverschillig lijken, of denken dat ze de overstap niet kúnnen maken. Het is de moeite waard om je als professional in de middengroep te verdiepen. Wat zijn de zorgen en wensen bij aardgasvrij wonen? Gaat het bijvoorbeeld om de kosten, de overlast, of de duurzaamheid van de oplossing?” 

“Aandacht voor de middengroepen is essentieel om als professional de warmtetransitie verder te brengen”, benadrukt Driessen. “We moeten ons niet alleen richten op de koplopers of de achterblijvers. Daarmee werken we polarisatie in de hand en dat gaat ten koste van het maatschappelijke vertrouwen. En vertrouwen is juist de basis voor alle duurzame veranderingen.”

Een huis aardgasvrij maken, makkelijk maken

Om de middengroep mee te nemen in hoe ze hun huis aardgasvrij maken ziet Driessen samenwerking met professionals die al in de haarvaten van een wijk zitten als een absolute must. Via buurtkamers en zorg- en welzijnsinstellingen zijn er goede contacten te leggen. Ook energiecoaches – getrainde vrijwilligers – fungeren als ambassadeurs. “De tussenpersonen worden vaak meer vertrouwd dan een anonieme gemeente die een brief stuurt”. Verder is het zaak om aardgasvrij wonen zo makkelijk mogelijk te maken voor de bewoners en de voordelen te benadrukken. Laat huurders bijvoorbeeld zelf een inductiekookplaat kiezen en laat bewoners het koken op inductie uitproberen.”

Besef dat bewoners tijd en kennis nodig hebben voordat zij hun huis aardgasvrij maken, drukt Driessen professionals op het hart. “Het is niet realistisch om te denken dat je een plan presenteert en dat mensen dan tekenen bij het kruisje. Zorg daarom voor een goed verhaal en geef bewoners de tijd en ruimte om te worden geïnformeerd.”

Wil je zelf aan de slag met het vormgeven van een participatie aanpak? Bekijk dan onze tweedaagse cursus “Participatie en Communicatie”. Participatie is ook een van de onderwerpen van de NIWT-opleiding Professional in de warmtetransitie, die alle actuele inzichten deelt over de verschillende aspecten van de Nederlandse warmtetransitie en aandacht besteed aan transitievaardigheden: de skills die nodig zijn om daadwerkelijk impact te maken. 

Back To Top